Willem Wiesehahn 1914 – 1998

In het Concertgebouw beklom hij enkele keren per jaar de bok. Ook leidde hij in de Royal Albert Hall het Londens Symphonie Orkest (LSO). Hij dirigeerde ingetogen, zonder stok – de bewegingen van zijn kleine handen waren voldoende. Hij was streng, een generaal, maar een lieve.
Dirigent Willem Wiesehahn, in 1914 in Amsterdam geboren, overleed 11 september 1998. Honderden amateurzangers namen in de Thomaskerk in Amsterdam-Zuid – waar altijd generale repetities werden gehouden – afscheid van hem. Duizenden Amsterdammers zongen onder Wiesehahns leiding de Matthäus Passion van Bach en Die Jahreszeiten en die Schöpfung van Haydn, werken uit het zogeheten ijzeren oratoriumrepertoire. Maar ook bijzondere stukken, zoals ein Deutsches Requiem van Brahms, het Requiem van Fauré, missen van Bruckner en werken van Purcell.

De halve toon van Wiesehahn

Hij stond bekend om de “halve toon van Wiesehahn”. Tijdens de repetities liet hij het koor een halve toon lager zingen – niemand had het door want hij stond (hij zat niet) zelf achter de piano. Tijdens uitvoeringen werd de juiste toonhoogte aangehouden, waardoor de zangers krachtiger moesten zingen, hetgeen een stimulerend effect had. Sinds 1939 was hij dirigent van het koor Zang na Studie, later het Amsterdams Gemengd Koor. In dat jaar nam Wiesehahn de plek in van een dirigent met nazi-sympatieën. Onder leiding van Wiesehahn meldde het koor zich niet aan bij de Kultuurkamer. Als dirigent verdiende Wiesehahn, die op zijn fiets van de Wittenkade kwam, in zijn beginjaren fl17,50 per maand. Het Amsterdams Gemengd Koor was nooit een volkskoor: er werd in gezongen door studenten, docenten, artsen en architecten.
Behalve het Amsterdams Gemengd Koor leidde hij ook vijftig jaar de Oratorium Vereniging Groot Noord en de Christelijke Oratorium Vereniging IJmuiden. Vaak liet hij solisten in IJmuiden debuteren: “dan waren ze over de eerste angsten heen.”

Grote Solisten

Wiesehahn dirigeerde het Bach Orkest en het Randstedelijk Begeleidings Orkest, met solisten als Charles van Tassel, Thea van der Putten, Marion van den Akker, Marten Smeding, Annelies Lamm. En ook Elisabeth Schwarzkopf, Aafje Heynis, John Bröcheler, Howard Crook en Herman Schey (tot zijn 84e jaar) zongen onder zijn leiding.

De mens

Wiesehahn leefde voor de muziek. Reeds als zevenjarige, in korte broek, ging hij mee naar het koor van zijn vader. Hij trad als snel toe tot Jacob Hamels kinderkoor Mozart. En hij viel in bij andere koren: voor een reep chocolade zong hij de Matthäus Passion. Voetbal en pianospelen vochten om voorrang, de muziek won. Muziekles kreeg hij van S. Engelander, Fred Roeske, Otto de Nobel, Hubert Cuypers een Jaap Spaanderman sr. Hij leerde solo-zang van Jaap Stromenberg. Vanaf zijn achttiende leidde hij kleine koorbezettingen, waaronder de dubbelmannenkwartetten Excelsior en de Amstel-Zangers. Wiesehahn maakte zingende mensen tot gelukkige mensen. De optredens van de liefhebberkoren waren natuurlijk geen topvoorstellingen, maar de muziek steeg altijd boven de noten uit. Hij probeerde alles uit zijn koor te halen zonder te forceren. Zo had Wiesehahn tijdens repetities altijd last van “geheugenverlies”: nooit noemde hij een valszinger bij naam. Wel zei hij na valse zang: “Voor de derde rij tenoren doen we het nog een keer.” Bezeten was hij. Ook op zijn laatste repetities, voor de vakantie, zong Wiesehahn alle partijen voor, staande achter de piano, al gebruikte hij de laatste jaren een microfoon. In zijn pogingen het koor op te zwepen sneuvelden talloze pianosnaren. Repetities afzeggen deed hij zelden: zelfs met een gebroken sleutelbeen bleef hij nog op de piano hameren.

De componist

Componeren deed hij ook, kerstliederen, missen. Vooral zijn Te Deum uit 1975 is bekend geworden. Dat componeerde hij in opdracht van CRM ter gelegenheid van het zevenhonderdjarige bestaan van Amsterdam.
Hij schreef in 1979 een Requiem voor solostemmen sopraan, alt en bas, en vierstemmig – in enkele gedeelten achtstemmig – gemengd koor en symphonieorkest. Voor zijn koren organiseerde hij tientallen concertreizen naar onder meer Canada, Duitsland, Hongarije en Tsjechië. Hij besefte dat een koor ook een sociale functie had. Maar als eens per maand het rad van fortuin draaide en loten werden getrokken, vond hij dat eigenlijk maar niets: dat ging maar van de repetitietijd af.
Rob Rombouts