Bach Werken

Weihnachtsoratorium

Dit naar alle waarschijnlijkheid in 1734 gecomponeerde werk bestaat uit zes zelfstandige cantates, bestemd voor de godsdienstoefeningen op de feest-dagen in de tijd van Kerstmis tot Driekoningen (drie kerstdagen, Nieuwjaars-dag, de eerste zondag na Nieuwjaar en Epiphaniënzondag). Op deze laatste dag, eigenlijk het feest van de verschijning des Heren, wordt de komst van de drie wijzen uit het Oosten herdacht en dit verhaal heeft dan ook de stof voor de zesde cantate geleverd.

Uit het bovenstaande moge blijken dat Bach het werk niet heeft gecomponeerd met de bedoeling dat het ooit als één geheel uitgevoerd zou worden. Het is daarvoor trouwens te lang en men beperkt zich daarom meestal tot drie of vier van de zes delen. De muziek bestaat uit koren, aria’s en recita-tieven, alles door een orkest begeleid.

Het evangelieverhaal wordt volgens de tekst van Lucas 2 en Mattheüs 2 als recitatief door een tenor, de evangelist voorgedragen. Ook zingt de tenor enkele aria’s. Van de overige drie solisten heeft de alt de belangrijkste partij, hoewel zij in de vierde en zesde cantate geen aandeel heeft.

Verscheidene gedeelten van dit werk zijn door Bach aan vroegere composities ontleend: aan wereldlijke cantates en aan werk dat hij had geschreven ter gelegenheid van een koninklijk bezoek aan Leipzig. Al is veel van deze muziek oorspronkelijk dus niet voor gebruik in de eredienst geschreven, toch wordt de vreugdevolle stemming van de kersttijd er ten volle in tot uitdrukking gebracht.

Na het imposante inleidingskoor van de eerste cantate vangt de evangelist aan met de bekende woorden van Lucas 2: “En het geschiedde in die dagen ….”. In aria’s en koralen wordt dan de menswording van Christus bezongen, het wonder, waar de mensheid vol deemoed en ontroering tegenover staat.

De tweede cantate, die als mooiste en belangrijkste van alle beschouwd mag worden, begint met een inleiding voor orkest, Sinfonie genaamd. Deze pastorale verplaatst ons in gedachten naar de plek waar in de heilige nacht de engelen neerdaalden om aan de herders de blijde boodschap te brengen. Daarvan vertelt ook de evangelist.
Dit gedeelte spreekt van de vervulling van de belofte die reeds aan Abraham gegeven was. Vol vreugde en lieflijkheid zijn de taferelen die hier muzikaal geschilderd worden, met de aria “Schlafe, mein Liebster” als hoogtepunt.

In de derde cantate wordt het bezoek van de herders aan het Christuskind beschreven. Diepe dankbaarheid voor hetgeen Jezus, door zijn komst op aarde, voor de mensheid heeft gedaan wordt vertolkt.

De vierde cantate begint met de herinnering aan de dag waarop het kind zijn naam ontving. Dit gedeelte is geheel gewijd aan het bezingen van de zoetheid van de naam van Hem, die voor de mens een toevlucht wil zijn in leven en sterven. Vooral het antwoord daarop: de tenoraria “Ich will nur dir zu Ehren leben” is een van de fraaie hoogtepunten van deze cantate.

De vijfde cantate verhaalt van het bezoek van de drie wijzen aan Herodes. De woorden “Wij hebben Zijn Ster gezien” geven aanleiding tot bespiege-lingen over het licht dat met Jezus op aarde verschenen is, en stelt tegen-over het vragen en zoeken der wijzen de zekerheid dat Hij reeds gekomen is.

De zesde cantate verhaalt hoe de wijzen na hun bezoek aan Herodes naar Bethlehem reisden, daar het Kind vonden en er hun geschenken brachten. Telkens wordt er in dit deel op gewezen, dat de vijandige machten het Christuskind geen schade kunnen toebrengen, maar ook de gelovige – die zich onder Zijn bescherming stelt – niet kunnen deren. Treffend wordt dit vooral uitgesproken wanneer de vier solisten zich in het recitatief (vooraf-gaand aan het slotkoraal) tot een solokwartet verenigen.

De muziek moge overigens voor zichzelf spreken!
Alleen valt nog te wijzen op enkele bijzonder mooie gedeelten die tot nu toe nog niet genoemd zijn: de alt-aria no. 4 met de prachtige tegenmelodie van de hobo; de tenor-aria no. 15 met fluitsolo en het koor no. 21; het duet no. 29 van sopraan en bas.

Grote koraalbewerkingen, zoals bijvoorbeeld in de Mattheüs Passion, komen in dit oratorium niet voor. Maar de eenvoudige, door het koor vierstemmig gezongen, koralen zijn van een aangrijpende schoonheid.

Tekst: Louise Hesp