De Matthäus Passion, Bachs meesterwerk, wordt door menigeen gezien als het meesterwerk van de hele westerse beschaving. Wat maakt dat zo velen zich, jaar in, jaar uit, verdringen om een plaatsje bij één van de vele uitvoeringen? Drie uur is lang, maar kennelijk niet te lang voor dit prachtige passieverhaal op muziek.
Nederland kent een Matthäus-traditie die al teruggaat tot het eind van de 19de eeuw. Het AGK voerde haar eerste Matthäus Passion uit op 15 maart 1981 en heeft daarna een stevige traditie opgebouwd met twee-jaarlijkse uitvoeringen in het Amsterdamse Concertgebouw.
Bach schreef het werk voor solisten, twee koren, een koor van jongenssopranen en twee orkesten.
Na het grote openingskoor zingt de evangelist de tekst van het evangelie van Mattheus. Hij zorgt als betrokken verteller – hij was er immers zelf bij – voor de rode draad in het verhaal. Bach onderbreekt de vertellijn regelmatig voor een reflectie of een commentaar. Stof tot nadenken, die resulteert in recitatieven en ontroerende, soms hartverscheurende aria’s. Maar ook in koralen en fascinerende koorgedeelten. Deze afwisseling maakt dat het werk tot de laatste noot blijft boeien. Het einde, de dood van Jezus, komt tot uitdrukking in het magistrale slotkoor, met als laatste woorden: ‘Ruhe sanfte, sanfte ruh’.
tekst: Louise Hesp