Johannes Brahms werd in 1833 in een huurkazerne in een armenwijk in Hamburg geboren als zoon van een contrabassist. Zijn vader had een bescheiden muzikale loopbaan voor zijn zoon in gedachten en zorgde voor viool-, cello- en hoornles, maar niet voor piano: het instrument dat de zevenjarige Johannes ambieerde. Zijn docenten herkenden echter al snel het grote talent in de jongeling: Brahms kreeg hierdoor toch een goede opleiding. Op twintigjarige leeftijd ontmoette hij Robert en Clara Schumann en raakte met hen bevriend. Schumann was zo lyrisch over Brahms’ pianospel dat hij in Das Neue Zeitschrift für Muzik de opstanding verkondigde van Duitslands ‘muzikale messias’. Brahms werd hierdoor in één klap beroemd. De rest van zijn leven werkte hij als pianist, (koor)dirigent en componist met verscheidene gezelschappen door heel Europa. In 1897 overlijdt de vrijgezelle 63-jarige Brahms in Wenen, de stad waar hij sinds zijn dertigste woonde. Hij ligt begraven op het Weense Zentralfriedhof.