Carmina Burana beslaat drie grote thema’s:
I De lente (liefdesliederen; nrs. 3 tot en met 10)
II De kroeg (drink- en gokliederen; nrs. 11 tot en met 14)
III Het Hof der minnaars (over de zinnelijke liefde; nrs 15 tot en met 24)
De eerste twee liederen gaan over Fortuna, godin van het (nood)lot die over de wereld regeert. De gevoelens achter beide teksten worden duidelijk wanneer de dichter de luisteraar oproept tot het lied: “lotsbeschikking, Godsverschrikking, die de sterkste zelfs verried”. Orff beeldt het noodlot af als een soort rad van avontuur waaraan de mens is onderworpen.
Voor de vertaling is gebruik gemaakt van teksten van Willem Wilmink, die de Carmina Burana in het Nederlands schreef (Enschede, de Oare útjouwerij, 1996).
1 O Fortuna O Fortuna (koor)
2 Fortune plango vulnera De wonden die Fortuna sloeg (koor)
De liederen over de lente kondigen de tijd om te beminnen aan. In ‘Lente’s liefelijk gelaat’ (nr. 3) zingt een meisjeskoor: “Kom hier maar liefde halen” en even later gebiedt de dichter “ga je hart verpanden”, want “de boze winter is hier weggegaan” (nr. 5). Na de dans, een instrumentaal stuk, spreken de liederen (wan)hoop en verlangen uit: “Kom, kom, mijn lief, kom gauw, ik ver-lang, verlang naar jou”.
3 Veris leta facies Lente’s liefelijk gelaat (koor)
4 Omnia Sol temperat Met zijn stralen komt de zon (solo)
5 Ecce gratum De lieve lente breekt al aan (koor)
6 Dans instrumentaal
7 Floret silva nobilis In het bos op ieder pad (koor)
8 Chramer, gip die varwe mir Koopman, geef me mooie kleur (solo + koor)
9a Reie rondedans
9b Swaz hie gat umbe Hier dansen de meisjes (koor)
9c Chume, chum, geselle min! Kom, kom, mijn lief, kom gauw (koor)
9d Swaz hie gat umbe Hier dansen de meisjes (koor)
10 Were diu werlt alle min Als de wereld van mij zou zijn (koor)
De liederen in de kroeg beginnen met een aangrijpende biecht: “Ik ben zoals de dwaas zonder Godsvertrouwen, (…) Als een schip dat onbemand rondzwalkt op de baren, (…) Ernst en plicht en zwarigheid kunnen mij niets schelen, (…) ik hou van spelen, zal voor Venus alles doen wat ze zal bevelen, (…) Op de redding van mijn ziel mag ik niet meer hopen en daarom bloeit nu pas goed ‘t aardse leven open”. Lied nr. 14 ‘In de stamkroeg neergezeten’ gaat over spelen met geld: “Elk is uit op eigen voordeel, niemand denkt aan ‘t Laatste Oordeel”. Halverwege dit lied wordt op satirische wijze het glas voor diverse groepen geheven: de schlemielen, de brave Christen, mevrouw de excentrieke, etc.
11 Estuans interius Met mijn binnenste in brand (solo)
12 Olim lacus colueram Eens dreef ik statig op het meer (solo en koor)
13 Ego sum abbas Cucaniensis Ikke ben abt van het koekoeksklooster (solo + koor)
14 In taberna quando sumus In de stamkroeg neergezeten (koor)
Het eerste lied over het hof van minnaars gaat over Amor die jongens en meisjes vangen zal en ze alle vreugde geeft. In ‘Dag en nacht’ (nr. 16) vraagt de dichter: “heb medelij (…) dat ik niet beminnen mag (…), sta mij bij, bespot me niet. (…), verhoor mij dus. Ik ben ziek, genees me weer, geef mij een kus”. Het lied ‘Ik krijg veel te weinig lucht’ (nr. 18) gaat over liefdesverdriet: “O, ik zucht en steun en zucht. Als jij maar niet zo mooi zou zijn, had ik heel wat minder pijn. Koekepeer, koekepeer, mijn mooi meisje komt niet meer”. Na een uitleg over hoe liefde werkt in ‘Als het meisje dan een jongen’ (nr. 19), roept de dichter tweemaal zijn meisje aan. De eerste keer met de woorden: “treuzel, treuzel, treuzel niet”, de tweede keer met: “Liefste, wees de mijne en kijk me aan. Laat me niet verkwijnen en ondergaan”.
15 Amor volat undique Amor zweeft hier overal (solo)
16 Dies, nox et omnia Dag en nacht en nacht en dag (solo)
17 Stetit puellula Ik zag een meisje staan (solo)
18 Circa mea pectora Ik krijg veel te weinig lucht (solo + koor)
19 Si puer cum puellula Als bij ‘t meisje dan een jongen (soli)
20 Veni, veni, venias Treuzel, treuzel, treuzel niet (koor)
21 In trutina Zachtjes gaat mijn weegschaal heen en weer (solo)
22 Tempus est iocundum Wat een heerlijk weertje (soli + koor)
23 Dulcissime Mijn lieveling … (solo)
24 Ave, formosissima Gegroet, ster op onze reis (koor)
Door de Carmina Burana af te sluiten met het eerste lied over Fortuna die over de wereld regeert, maakt Orff de cirkel rond.
25 O Fortuna O Fortuna (koor)
tekst: Louise Hesp